Jeugdhulp
De eindejaarsverwachting op maatwerkdienstverlening 18- (jeugdhulp) ligt op dit moment nog onder het begrote bedrag voor 2022. Er spelen twee specifieke risico’s (naast dat het een open einde regeling is).
De eerste is dat Stichting Levvel- de grootste aanbieder van jeugdhulp/-GGZ een achterstand heeft met cliënten aanmelden en declaraties sturen. Op 12 juli jl. informeerde het college de raad met een brief over de situatie. Na de invoering van een nieuw automatiseringssysteem is begin 2022 een hapering ontstaan in de administratie van de organisatie. Dit risico zal zorgen voor een stijging van de eindejaarsverwachting omdat er nieuwe cliënten of uitgebreidere zorgvragen worden gestuurd die tot dan onbekend waren bij de gemeente. Het college doet wat het kan om de administraties te stroomlijnen en is daarbij afhankelijk van Levvel. Daarnaast spreekt het college met andere gemeenten samen Levvel aan op de door haar handelen ontstane onzekerheid.
Het tweede risico is dat de realisatie per jeugdige vermoedelijk lager uitvalt dan de verplichtingen die als basis dienen voor de eindejaarsverwachting (onderuitnutting). Doordat we per 2022 met een nieuw inkoopsysteem werken ontbreken historische data die kunnen helpen in het bepalen van de omvang van de onzekerheid.
De omvang van beide risico’s is nu nog onvoldoende in te schatten. Met de huidige informatie is het de verwachting dat de stijging van Levvel lager komt te liggen dan de verwachte onderuitnutting. Daarmee is de kans aanwezig dat we onder de begroting blijven. Meer inhoudelijk kan het zijn dat een deel van de stijging van de kosten uit de twee coronajaren niet structureel aanblijft. Dit wordt in het najaar verder gemonitord. Uiteindelijk volgt bij de jaarrekening pas volledige duidelijkheid over hoe de realisatie zich verhoudt tot de verplichtingen.
Hoge inflatie: financieel effect op begroting 2022 nog beperkt
Consumentengoederen en -diensten zijn duurder geworden. De inflatie in augustus was hoger dan de Consumentengoederen en -diensten zijn duurder geworden. De inflatie in augustus was hoger dan de tot heden hoogst gemeten waarde in januari 1975. Dit bevat een risico voor de gemeentelijke begroting. Bij de tweede tijdvak is specifiek een uitvraag gedaan om inzicht te krijgen waar dit speelt en welke omvang dit heeft. Op sommige plekken wordt het gemeld zoals voor brandstof bedrijfsmiddelen en aanschaf hardware. Het totale beeld van deze tijdvakrapportage is dat er geen sprake is van een acuut en omvangrijk financieel inflatienadeel in 2022.
Overwegingen waarom in 2022 het effect nog niet direct in grote omvang verwerkt zijn:
- De gemeente cao voor 2022 ligt vast, de inflatie werkt door in de looneisen voor de nieuw af te sluiten cao 2023;
- Budgethouders zijn gehouden uit te komen met hun budgetten. Voor een korte periode is dat wellicht mogelijk, waar het voor de langere duur niet meer lukt bij aanhoudend hogere prijzen;
- Inflatie-effecten op (meerjarige) projecten en uitvoeringsprogramma’s via reserves (MPP) leiden niet direct via deze tijdvak tot een begrotingsnadeel, maar werken wel door in de toekomstige (her)programmering en actualisering van deze projecten;
- De tijdvakrapportage laat zien, dat op verschillende programma’s sprake is van uitstel/vertraging van zaken onder invloed van Corona, Oekraïne, grondstoffenschaarste en arbeidsmarktkrapte. Dat “dempt” de potentiële impact van inflatie op korte termijn.
Dat laat onverlet, dat de hogere inflatie impact zal hebben. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het Meerjarenprojectplan Buitenruimte/MPP, ICT en bouwmaterialen voor overige projecten. In hoofdstuk “2.1 Financiële afwijkingen per programma” staat bij onderdeel “8.5 Stelposten” vermeld dat we de buffer voor loon- en prijscompensatie ad. € 5 miljoen nog niet hebben laten vrijvallen in deze tijdvak. Voor 2022 is dus een buffer beschikbaar om mogelijke tegenvallers (deels) op te vangen. De Perspectiefnota 2024 (inclusief actuele gegevens bijdrage voor inflatie c.q. loon-/prijsstijging via de meicirculaire 2023) is het eerstvolgende moment om wederom de balans op te maken over de consequentie van de inflatie op de gemeentelijke budgetten.